This page is still in dutch but will be in english on a later date.
Voor fatigue moet de spanningsconcentratiefactor met 2 vermenigvuldigd worden. Zie hiervoor het artikel van Markl van 1955, dat de basis was voor alle codes. (B31.1, B31.3, D1101 e.a.). De vermoeiingscurve is gebaseerd op een gladde staaf. De codes zijn gebaseerd op een pijp met lasnaad. Met de volgens ASME NB3686 berekende stress indices worden de maximum optredende lokale spanningen berekend voor uit gladde pijp gefabriceerde bochten. Het verschil tussen de SIF van Power piping codes en de stress indices (spannings-concentratie factor) van NB3686 is een factor 2. Bij fatigue wordt een vergelijking gemaakt tussen een vermoeiingscurve bij ambient temperatuur. De berekende spanningen moeten met dezelfde E-modulus berekend zijn als die van de curve. Als voorbeeld kan dienen de gebruikte methode voor balgen volgens Stoomwezen en EJMA.
Ter plaatse van lassen kunnen SIF factoren ingevoerd worden om een juist vermoeiingsbeeld te krijgen. Voor een juiste fatigue berekening is het noodzakelijk dat alle punten met spanningsverhogende eigenschappen gemodelleerd worden. Dus óók flenzen, reducers, wanddikte overgangen e.d.
AD Märkblatte S1 en S2 geven eveneens informatie over vermoeiingsberekeningen. Voor druk fluctuaties kan men een analyse maken conform S1.
Bij kruip èn fatigue moet er
gerekend worden volgens ASME NC Code Case N-47-32 par. T-1411
(Creep fatigue Evaluation).
De formule luidt:
Hierin is N het maximaal toegestane aantal wisselingen en n het aantal optredende wisselingen. T is de maximale tijdsduur bij een bepaalde kruipwaarde en t de tijdsduur dat die kruipwaarde tijdens het proces optreedt. N kan uitgerekend worden volgens Stoomwezen D0105. T kan worden bepaald indien men meerdere kruipwaarden heeft. In de DINbladen worden b.v. kruipwaarden gegeven voor 10000 uur en 100000 uur. Tussenwaarden worden bepaald door logaritmisch te interpoleren. Uit de stelling volgt indien 1 hoort bij t1 en 2 bij t2, berekenen we T voor volgens:
Result: